Financieel meerjarenbeeld

Hervormingen voorgaande jaren

In dit onderdeel van de financiële positie lichten wij de hervormingen toe die in voorgaande jaren in de begroting zijn verwerkt. Het betreft de nog openstaande dekkingsbronnen afkomstig uit de voorgaande begrotingen. Ieder van deze hervormingen wordt vervolgens toegelicht.

H 

Hervormingen voorgaande jaren (begroting 2019)

2020 (i)

2020 (s)

2021 (i)

2021 (s)

2022 (i)

2022 (s)

1.

Inzet ruilmiddelen

20.658

2.

Herijking risico grondexploitaties en Meerstad

4.670

3.

Opgaven ten laste van het weerstandsvermogen

3.141

3.648

1.782

4.

Vrijval areaaluitbreiding (fysiek)

138

5.

Rentevoordeel kortlopende leningen

500

6.

Herfinanciering gemeentefinanciering

300

7.

Terugdringen zorgkosten (inkoop jeugd, WIJ & OJG)

3.320

2.230

1.770

8.

Integrale aanpak multiproblematiek

1.000

2.000

9.

Afschaffen algemene voorziening huishoudelijke hulp

850

10.

Gebruik openbare ruimte (parkeren, precario en reclame)

715

150

11.

Intensivering begeleiding en participatie

3.000

1.000

1.000

12.

Reserves instellingen cultuur

350

13.

Intensiveringsmiddelen onderwijsinnovatie voor huisvesting

400

14.

Overige besparingen

80

15.

Ingroeitaakstelling organisatie

1.075

1.075

1.075

Ingroeitaakstelling organisatie

627

630

16.

Interne loon- en prijscompensatie organisatie

1.600

1.400

1.700

17.

Taken organisatie (inclusief externe inhuur)

3.000

1.500

1.500

18.

Toeristenbelasting

440

19.

Verhoging dekkingsgraad tarieven

400

20.

Minder subsidies aan instellingen

500

500

21.

Herindelingsbudget (dekking OZB-compensatie)

380

110

22.

Areaaluitbreiding sociaal

200

23.

Transformatiebudget GGD

300

24.

Saldo financieel perspectief via AER

2.073

4.078

-1.353

32.847

16.490

8.911

9.790

1.504

5.970

1. Inzet ruilmiddelen
We houden rekening met een ruil van incidentele met structurele middelen. We spelen incidentele middelen vrij door de kapitaallasten structureel te dekken in de begroting. De structurele kapitaallasten zijn meegenomen in het financiële beeld.

2. Herijking risico grondexploitaties en Meerstad
Door de overheveling van bovenwijkse voorzieningen uit de grondexploitatie Meerstad is het risico aanzienlijk lager geworden. Daardoor hoeven we voor dit risico minder weerstandsvermogen aan te houden. Bij de overheveling is hiervan ruim 20 miljoen ingezet voor dekking kapitaallasten van de bovenwijkse investeringen in de eerste jaren. Het blijft nodig voor Meerstad een aanzienlijke buffer in het weerstandsvermogen aan te houden. Dit komt door een hoge boekwaarde die de komende jaren verder zal oplopen. Deze kosten moeten worden terugverdiend met de afzet van grond. Dit is het grootste risico in de grondexploitatie. Na 2023 verwachten we dat het risico zal gaan dalen omdat de boekwaarde dan gaat afnemen en de rentekosten voor Meerstad lager worden als gevolg van de recente rente herzieningen. Voor de overige gemeentelijke grondexploitaties blijft de bestaande risicoboxenboxen-methode het uitgangspunt voor het bepalen van het risico. We hebben de gehanteerde parameters geactualiseerd. De belangrijkste hiervan is de rente. Sinds de vaststelling van de risicoboxenmethode is de rente aanzienlijk gedaald. De actualisatie van de parameters leidt tot een verlaging van het risico van de gemeentelijke grondexploitaties. In totaal schatten we het risico grondexploitaties en Meerstad lager in. We vinden het verantwoord om een deel van deze middelen in te zetten voor het afdekken van een nadelig saldo in 2020 (4,670 miljoen euro).

3. Opgaven ten laste van het weerstandsvermogen
Bij de begroting 2017 hebben we aangegeven een aantal opgaven die ontstaan door het niet realiseren van bezuinigingen te onttrekken aan het weerstandsvermogen. Voor de jaarschijf 2020 is dit een onttrekking van 1,348 miljoen euro.
Bij de begroting 2019 hebben we aangegeven een aantal opgaven die ontstaan door het niet realiseren van bezuinigingen te onttrekken aan het weerstandsvermogen. Voor de jaarschijf 2020 betreft dit een onttrekking van 1,793 miljoen euro, in 2021 een onttrekking van 3,648 miljoen, in 2022 een onttrekking van 1,782 miljoen euro en in 2022.

4. Vrijval areaaluitbreiding (fysiek)
In het meerjarenbeeld houden we rekening met een toename van de kosten voor onderhoud en beheer door areaaluitbreiding. Op basis van een inventarisatie blijkt het benodigde budget voor de komende jaren lager uit te vallen dan het beschikbare budget. We laten het structurele jaarlijkse overschot vrijvallen.

5. Rentevoordeel kortlopende leningen
In de meerjarenbegroting wordt uitgegaan van lagere lasten door kortlopende financiering aan te trekken voor de lange financieringsbehoefte. Het gaat om 500 duizend euro voor 2020. Vanaf 2021 is structureel rekening gehouden met het hogere rentevoordeel op kortlopende leningen.

6. Herfinanciering gemeentefinanciering
In de periode 2017-2021 moet ongeveer 250 miljoen euro aan leningen geherfinancierd worden. Doordat we hierover al vroegtijdig met de banken afspraken hebben gemaakt kunnen we de rentekosten in de komende jaren verlagen (tot 1 miljoen euro structureel vanaf 2020). De besparing bedraagt vanaf 2020 300 duizend euro.

7. Terugdringen zorgkosten (inkoop jeugd, WIJ & OJG)
Voor het omlaag brengen van de zorgkosten zijn meerdere maatregelen in beeld gebracht. Wel bereiden in 2019 een aantal maatregelen voor die de komende jaren vanaf 2020 moeten leiden tot een reductie van de zorgkosten.   
- We investeren in een brede invoering van de Ondersteuner Jeugd en Gezin (OJG). Via de inzet van deze OJG verminderen we vermijdbare verwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening.
- Via innovatie van de inkoop Jeugd. Dit kunnen wijzigingen zijn binnen het bestaande inkoopmodel of door de zorg op een andere manier in te kopen. De huidige inkoopcontracten lopen t/m 2020.
- Binnen de WMO zien we nog enkele maatregelen om de efficiency te vergroten, onder meer door aanpassingen binnen collectief vervoer.
- We willen de ondersteuning vanuit de WIJ goedkoper organiseren. We werken de mogelijkheden uit voor beperking en aanscherping van de opdracht aan de WIJ. Daarbij onderzoeken we mogelijkheden om de WIJ sterker als netwerkaanjager in te zetten en om te differentiëren op basis van wat inwoners nodig hebben.

8. Integrale aanpak multiproblematiek
De komende periode richten wij ons op de aanpak van 240 multiprobleem gezinnen, waarbij we toewerken naar een duurzaam perspectief op verbetering. Met 1 gezin, 1 plan en 1 aanpak krijgen gezinnen de ondersteuning die nodig is; een stapeling van indicaties wordt zo voorkomen. De besparingen van deze aanpak bedragen in 2020 1,0 miljoen euro en 3,0 miljoen euro vanaf 2021.

9. Afschaffen algemene voorziening huishoudelijke hulp
Veel inwoners van de gemeente maken gebruik van huishoudelijke hulp. We willen dat de mensen die het echt nodig hebben huishoudelijke hulp kunnen ontvangen. Er wordt daarom van geval tot geval bekeken welke ondersteuning iemand nodig heeft en dat vereist een zorgvuldig onderzoek. Huishoudelijke hulp wordt daardoor weer een maatwerkvoorziening. Afschaffing van de algemene voorziening Huishoudelijke hulp leidt tot een besparing van 850 duizend euro vanaf 2020.

10. Gebruik openbare ruimte (parkeren, precario en reclame)
Wij brengen het gebruik van schaarse openbare ruimte meer in rekening. Daarom verhogen we de parkeertarieven in de binnenstad en schilwijken en de tarieven voor parkeervergunningen. Daarnaast voeren we een reclamebelasting in, de opbrengsten uit abri's worden vergroot en verhogen we de precariobelasting. De extra opbrengsten die met het gebruik van de openbare ruimte samenhangen lopen op tot 1,365 miljoen in 2022 (2019: +500 duizend euro, 2020:+715 duizend euro, 2021: +150 duizend euro).

11. Intensivering begeleiding en participatie
Met de ontwikkeling van een nieuwe werkprogramma dat uitgaat van positief individueel maatwerk, willen we de instroom in de bijstand beperken en de uitstroom uit de bijstand versnellen. We stellen het zoeken naar en krijgen van werk centraal. Hiermee realiseren we een besparing op de BUIG uitgaven waardoor het tekort op de BUIG wordt verlaagd. Hierdoor is er minder inzet van gemeentelijke middelen nodig om het tekort af te dekken. De besparing die we met de uitvoering van het programma realiseren loopt op van 3 miljoen euro in 2020 tot structureel 5 miljoen vanaf 2020.

12. Reserves instellingen cultuur
Instellingen actief op het gebied van cultuur beschikken over surplusreserves welke ingezet kunnen worden. Voor 2020 gaan we uit van een bedrag van 350 duizend euro dat uit deze reserves vrijgemaakt kan worden.

13. Intensiveringsmiddelen onderwijsinnovatie voor huisvesting
Eerder hebben wij 1,0 miljoen euro beschikbaar gesteld voor intensivering van onderwijsinnovatie. Vanaf 2020 zetten wij hiervan 400 duizend euro in voor de huisvesting van het onderwijs.

14. Overige besparingen
We gaan niet extra investeren en beraden ons op de toekomst van de Drafbaan. Vanaf 2021 verwachten we door het niet extra investeren een structurele vrijval te realiseren van 80 duizend euro.

15. Ingroeitaakstelling organisatie
Voor gebiedsgericht werken stellen we middelen beschikbaar door bestaande budgetten te verschuiven. Als ingroeitaakstelling voor de organisatie houden we rekening met een incidenteel bedrag van 1,075 miljoen voor 2020 t/m 2022 en een structureel bedrag dat oploopt van 627 duizend euro in 2020 naar 1,257 miljoen euro vanaf 2021. Deze dekkingsmaatregel heeft een relatie met de opgave gebiedsgericht werken.

16. Interne loon- en prijscompensatie organisatie
Voor stijgende prijzen en de loonontwikkeling worden budgetten jaarlijks gecompenseerd om de koopkracht te behouden. Vanaf 2020 geven we deze compensatie aan de eigen organisatie niet volledig door. De lagere uitgaven zijn hierdoor naar verwachting 1,6 miljoen euro lager in 2020 oplopend tot 4,7 miljoen euro in 2022.

17. Taken organisatie (inclusief externe inhuur)
We beperken het aantal externen dat door ons wordt ingehuurd en heroverwegen taken die we als organisatie uitvoeren. We verwachten vanaf 2020 een besparing van 3,0 miljoen euro 6,0 oplopend tot miljoen euro vanaf 2022.

18. Toeristenbelasting
De geraamde meeropbrengst van de verhoging van de toeristenbelasting bedraagt 440 duizend euro per jaar vanaf 2020.

19. Verhoging dekkingsgraad tarieven
Voor zover tarieven niet kostendekkend zijn is het mogelijk om deze te verhogen. We schatten in dat we vanaf 2020 hiermee 400 duizend euro per jaar besparen. In het onderzoek kostendekkendheid wordt ingegaan op de voorgestelde verhogingen.

20. Minder subsidies aan instellingen
Verschillende instellingen voeren in opdracht van de gemeente activiteiten uit waarvoor zij subsidie ontvangen. In 2020 besparen we 500 duizend en vanaf 2021 1 miljoen euro structureel. Deze besparing is administratief over de programma’s Onderwijs (Programma 3), Welzijn, Gezondheid en zorg (Programma 4), Sport en bewegen (Programma 5) en Cultuur (Programma 6) verdeeld en moet nog nader inhoudelijk ingevuld worden.

21. Herindelingsbudget (dekking OZB-compensatie)
Een herindeling gaat gepaard met frictiekosten waarvoor we via het gemeentefonds een herindelingsbijdrage ontvangen. Voor het verzachten van de harmonisatie van tarieven voor niet-woningen zetten we een deel van dit budget in (2020: 380 duizend euro en 2021: 110 duizend euro).

22. Areaaluitbreiding sociaal
Van het beschikbare budget voor areaaluitbreiding (sociaal) is bij het opstellen van de begroting 2018 voorgesteld om 328 duizend euro van het beschikbare budget van 878 duizend euro vrij te laten vallen. Daarmee resteert een structureel bedrag van 550 duizend euro per jaar voor areaaluitbreiding (sociaal). We schatten in dat van dit bedrag in 2019 nog eens 400 duizend euro kan vrijvallen dat in 2020 afloopt naar een structureel bedrag van 200 duizend euro.

23. Transformatiebudget GGD
Bij de verzelfstandiging van de GGD is een transformatiebudget beschikbaar gesteld. Vanaf 2021 valt het  transformatiebudget verzelfstandiging GGD in principe vrij. Dit betekent een besparing van 300 duizend euro vanaf 2021.

24. Saldo financieel perspectief via AER
Het uitgangspunt bij het opstellen van de begroting 2019 is het financiële meerjarenbeeld. Bij het saldo van het meerjarenbeeld houden we vervolgens met de genoemde financiële knelpunten en dekkingsbronnen. Voor 2019 en 2022 resulteert dit in een overschot van respectievelijk 4,887 miljoen euro en 1,353 miljoen euro. In 2020 en 2021 resulteert een tekort van respectievelijk 2,073 miljoen en 4,078 miljoen euro. De tekorten en overschotten verrekenen we met de AER (en zijn per saldo meerjarig neutraal).